Carelshaven in een notendop

De geschiedenis van Carelshaven gaat terug tot in 1772. De naam Carelshaven verwijst naar de haven die vroeger aan de Twickelervaart lag. De Twickelervaart is in de 18e eeuw een belangrijke waterweg om hout en steen te vervoeren naar het westen. Deze vaart ontsloot Twente, dat via de Regge en uiteindelijk de Zuiderzee Delden met Amsterdam verbond. Onder andere het paleis op de Dam is gebouwd met stenen die vanuit Delden hun weg vonden naar Amsterdam. Het kanaal werd aangelegd door graaf Carel George van Wassenaer Obdam, die op kasteel Twickel woonde. Carelshaven begon als een bescheiden schippersherberg bij het Twickelse havenbedrijf en is door de eeuwen heen uitgegroeid tot een gerenommeerd hotel.
Tijdlijn Carelshaven

Speciaal voor het 250-jarig bestaan van Carelshaven hebben wij in een tijdlijn ‘Carelshaven in een notendop’ weergegeven.

04/04/2020

Carelshaven in een notendop

Carelshaven in een notendop

De uitbaters van Carelshaven
Het begon in het jaar 1772. Graaf Carel George van Wassenaer-Obdam, heer van Twickel, hield niet van half werk. Na voltooiing van de Twickelervaart liet hij in Delden een haventje aanleggen en een bescheiden schippersherberg. Toen de luiken voor de ramen hingen en de nieuwe tapkast op zijn plaats stond, klom de eerste kastelein, Nicolaas Böhmer, op een ladder en hing een smeedijzeren uithangbord tegen de gevel: ‘Carelshaven’ stond er op. Böhmer liet de jenever rijkelijk stromen en combineerde die bezigheid met spionagewerk voor de Baron, waartoe de Franse tijd hem volop gelegenheid bood. Dat werd hem niet in dank afgenomen en hij eindigde zijn leven voor het vuurpeloton in 1795. De plek waar deze tragedie afspeelde staat nu bekend als het Beumerskerkhof. Gelegen aan het Bornesevoetpad op nog geen 200 meter van Kasteel Twickel. Het schijnt dat op stormachtige nachten de herbergier verschijnt in de gedaante van een zwarte hond.
Op Sint Maarten 1795 verscheen de tweede man, Frans Collet , onder de eiken zoldering van Carelshaven. De Heer van Twickel had over hem geen klagen. Hij betaalde zijn pacht op tijd en blies dertig jaar nadien in alle vrede de laatste adem uit. Toen zijn lijk werd uitgedragen, stond de derde pachter al in de Gelagkamer om het roer over te nemen. Er is weinig van terecht gekomen.
Op het feest van Sint Maarten in 1827 begon Schoenmaker, zo heette hij, zijn tienjarige vergeefse strijd tegen het losbandige schippersvolk. Hij bleek niet opgewassen tegen het rapaille dat zich van messen bediende om Schoenmaker onder de duim te houden. Tot ver in de donkere, lange nachten klonk het dronkemansgelal door de Twickelse bossen. ’s Morgens, als het eerste licht over de houten herbergvloer gleed, kroop Schoenmaker angstig uit de bedstede. Verdrietig overzag hij de Augiasstal. De dronkenlappen waren vertrokken zonder een cent te betalen voor de aanzienlijke hoeveelheid lege flessen, gebroken glazen en het geschonden meubilair. Schoenmaker bleek na tien verknoeide jaren niet meer in staat om de jaarlijkse pachtsom van veertig gulden te betalen. Toen hij vertrok, was er van Carelshaven weinig meer over dan een ordinaire schipperskroeg. Er zou een wonder moeten gebeuren om het tij te keren.
Willem Kluvers, de mulder van Borculo, trok als vierde pachter het zinkende schip binnen. Het was Sint Maarten 1837, toen het verzamelde schippersvolk wat onwennig en verlegen op de kade bijeen stond, beseffend dat er andere tijden waren aangebroken. Binnen een paar weken wisten ze van Enter tot Delden dat het gedaan was met de slemppartijen.
Kluvers liet er geen twijfel over bestaan wie er de baas was op Carelshaven. Rust en orde keerden terug. Ook in Delden groeide het vertrouwen; op een winderige avond in 1838 werd onder de brandende petroleumlampen van Carelshaven de plaatselijke afdeling van ’t Nut opgericht. Hoewel de perspectieven voor de Twickelervaart gunstig leken, vond Borculose Willem het niet onverstandig om rekening te houden met slechte tijden. Het lag niet in zijn aard om de bui af te wachten. Hij aanvaardde de functie van Rijkspostmeester, hetgeen hem een aardige bijverdienste opleverde, maar na een jaar of tien vond hij het ei van Columbus. In plaats van poststukken ging hij reizigers vervoeren. Zijn diligence-onderneming groeide uit tot de grootste van Twente. Van heinde en ver bracht Kluvers met zijn koetsen reizigers naar Carelshaven en hij lag er niet wakker van dat binnen afzienbare tijd de laatste schuit naar Delden zou varen. Kluvers heeft dit overigens niet meer meegemaakt, want in 1866 gaf hij de geest. In 1872 was het gedaan met de Twickelervaart. De schippers bleven weg en twintig jaar later werd het modderige haventje gedempt.
Tussen de schippersherberg van vroeger en het hotel van nu ligt een overgangsperiode waarin Carelshaven een belangrijke rol speelde in het leven van Delden en omstreken. Behalve de jaarlijkse Pinksterkermis werden er regelmatig omvangrijke stierenkeuringen gehouden. Geen boer uit de zeven buurtschappen ontbrak. Elke week kwamen de leden van ’t Nut er bijeen. Zondagsmiddags speelde het ’’Deventer Strijkje”. Dan ruisten de walsen van Johann Strauss langs het witte veranda-dak. Rijtuigen en landauers, sommigen met dubbelspan, kwamen van alle kanten naar Delden. Koetsiers lieten hun zwepen knallen. En de lang gerokte dames nipten heel charmant aan hun glaasje. ’’Moppen Dina” met knipmuts, jak en boezelaar ging de tafeltjes rond met een hengselmand vol Deldense Moppen. Soms zagen de verbaasde gasten een oude man met een profetenbaard heel langzaam voorbij rijden op een fiets met drie wielen: De, uit Zutphen afkomstige, kunstschilder Herman van der Worp die terugkeerde van zijn omzwervingen door Twickel en op weg was naar zijn atelier aan de Zaagmolenweg. Onvergetelijke jaren, vrienden, aan de vooravond van een nieuwe tijd waarin Carelshaven wegdreef uit de knusse omarming van het kleine Deldense leven.

Wellicht zijn er in die overgangstijd Deldenaren geweest die een moment gedacht hebben dat Carelshaven uit zou groeien tot een Deldens enclave aan de boorden van de Twickelervaart. Het is er niet van gekomen. De toverstaf van Twickel en de zorg waarmee zes generaties Kluvers de soep hebben opgediend, bleven niet verborgen. Een dominee uit Kampen, die in de vorige eeuw een nacht doorbracht in de schippersherberg, ontdekte het wonder en vertelde het aan iedereen die het maar horen wilde. En toen zijn de gasten gekomen. Aanvankelijk waren het er weinig, maar het aantal groeide van jaar tot jaar. Het was gedaan met de stierenkeuring en de jaarlijkse Pinksterkermis. Het biljart werd voor een habbekrats verkocht: het getik van ivoren ballen liet zich moeilijk combineren met een “filet de boeuf jardinière”. Een vloedgolf van gasten overspoelde tenslotte ook het vergaderzaaltje van ’t Nut en de leden keerden terug naar Delden. Omdat er mensen waren die geen oog dicht deden tijdens hun zondagse siësta, achtten de muzikanten uit Deventer het verstandiger hun biezen te pakken. Het schip van Kluvers koos de open zee en zeilde steeds verder weg uit het kleine Deldense haventje.
Carelshaven groeide en bloeide en richtte samen met achttien andere gerenommeerde restaurants het Alliance Gastronomique Neerlandaise op om de Nederlandse keuken naar een hoger peil te brengen. Met succes, want in 1972, exact tweehonderd jaar na oprichting, vergaarde Carelshaven als eerste restaurant in het oosten van het land een felbegeerde Michelinster.
Na zes generaties Kluvers kwam het einde van een tijdperk in zicht. De zesde generatie zou tevens de laatste generatie zijn. Er werd niet meer geïnvesteerd in Carelshaven en de sleetsheid deed zijn intrede. In januari 2014 namen Alco en Evelyn van Berkel het verouderde hotel en restaurant over en begonnen samen met Stichting Twickel aan de grote uitdaging om Carelshaven terug te brengen naar de 21e eeuw.

Nu acht jaren en vele verbouwingen later kunnen zij trots zijn op het resultaat. In Carelshaven heerst weer de sfeer van weleer, met de uitstraling van nu. De keuken is wederom van hoogstaand niveau, de hotelkamers voldoen weer aan de wensen van deze tijd en de gastvrijheid is als nooit te voren weer te voelen in het restaurant. Kortom: bij Carelshaven worden tweehonderdvijftig jaar na dato weer nieuwe herinneringen gemaakt.

Deel ons op :